Een ontlastklep, ook wel overdrukventiel (PRV) genoemd, is een type veiligheidsklep dat wordt gebruikt om de druk in een systeem te regelen of te beperken. Als de druk niet onder controle wordt gehouden, kan deze zich ophopen en leiden tot procesverstoring, falen van instrumenten of apparatuur of brand. Door het onder druk staande fluïdum via een hulppad het systeem te laten verlaten, wordt de druk verlaagd. Om te voorkomen dat drukvaten en andere apparatuur worden blootgesteld aan drukken die hun ontwerplimieten overschrijden, moeten deontlastklepis gebouwd of geprogrammeerd om te openen bij een gespecificeerde insteldruk.
Deontlastklepwordt de “weg van de minste weerstand” wanneer de ingestelde druk wordt overschreden, omdat de klep wordt opengedrukt en een deel van de vloeistof wordt omgeleid naar het hulpkanaal. Het vloeistof-, gas- of vloeistof-gasmengsel dat wordt omgeleid in systemen met brandbare vloeistoffen, wordt teruggewonnen of afgevoerd.
[1] ofwel wordt het via een leidingsysteem dat bekend staat als een flare-header of een relief-header naar een centrale, verhoogde gasfakkel gestuurd waar het wordt verbrand, waardoor kale verbrandingsgassen in de atmosfeer vrijkomen, of door een dampterugwinningssysteem met lage druk en hoge stroomsnelheid.
[2] In niet-gevaarlijke systemen wordt de vloeistof vaak in de atmosfeer geloosd via een geschikt afvoerleidingwerk dat veilig voor mensen is geplaatst en is gebouwd om het binnendringen van regenval te voorkomen, wat van invloed kan zijn op de ingestelde liftdruk. Er zal geen druk meer worden opgebouwd in het vat als de vloeistof wordt omgeleid. De klep sluit wanneer de druk de resetdruk bereikt. De hoeveelheid druk die moet worden verlaagd voordat de klep opnieuw wordt geplaatst, staat bekend als de spui, die vaak wordt uitgedrukt als een percentage van de ingestelde druk. Sommige kleppen zijn voorzien van verstelbare spuien, en de spui kan schommelen tussen 2% en 20%.
Het wordt geadviseerd dat de uitlaat van de ontlastklep in hogedrukgassystemen zich in de open atmosfeer bevindt. Het openen van een ontlastklep veroorzaakt een drukopbouw in het leidingsysteem stroomafwaarts van de ontlastklep in systemen waarbij de uitlaat is aangesloten op de leidingen. Dit betekent vaak dat wanneer de gewenste druk is bereikt, de ontlastklep niet opnieuw zal sluiten. In deze systemen worden vaak zogenaamde “differentiële” ontlastkleppen gebruikt. Dit geeft aan dat de druk zich slechts op een aanzienlijk kleiner gebied uitoefent dan de opening van de klep.
De uitlaatdruk van de klep kan de klep gemakkelijk openhouden als de klep wordt geopend, aangezien de druk aanzienlijk moet dalen voordat de klep sluit. Naarmate de druk in het uitlaatleidingsysteem stijgt, kunnen andere ontlastkleppen die op het uitlaatleidingsysteem zijn aangesloten, openen. Dit is iets om in gedachten te houden. Dit kan leiden tot ongewenst gedrag.
Posttijd: 02 februari 2023